zondag 6 december 2015

Joep Kuiper: een maker

Joep Kuiper: een maker

Joep Kuiper (1981) debuteerde in 2003 met Monarchieën, waarmee hij genomineerd werd voor de C. Buddingh’-prijs.
Hij studeerde Frans. In 2014 verscheen Varen vandaan.
=

Het heeft twaalf jaar geduurd voordat deze bundel er was, na je eerste. Had dat te maken met de uitgever?


J.K.: Nee, dat heeft met mij te maken. Ik heb mijn eerste bundel geschreven van mijn zeventiende tot mijn twintigste. Hij kwam uit toen ik bijna tweeëntwintig was. Ik heb tien jaar lang niet geschreven. Ik heb het hier en daar nog wel eens geprobeerd, maar dat bleef bij aanzetten. Dat heeft twee redenen: enerzijds had ik niet sterk genoeg de behoefte om te schrijven, omdat in die tijd in mijn leven de dingen heel anders gingen dan ik had gedacht en het schrijven helemaal geen prioriteit had voor mij. Twee: ik voelde dat wat ik schreef niet beter was dan wat ik had geschreven en ik vind wel, dat als je schrijft het beter moet zijn dan wat je al hebt geschreven, in ieder geval anders. Je moet een nieuw thema aanboren.

De hele bundel is, dacht ik, een groot afscheidslied voor een geliefde.
(Enige verwarring). Dat… heb je goed gezien. Het is niet met die gedachte geschreven, maar het zit er wel in.

De titel al: Varen vandaan, van Âmeland, dat is ook het zielenland. Het is ook een realisering van de dood.
Wat mij opviel van deze mooie uitgave van KARAAT is dat je de enige Nederlandse dichter bent in het fonds.


Mijn eerste bundel kwam uit bij Meulenhoff en daar zat een redacteur, Bart Kraamer, die later KARaat heeft opgezet. Ik heb dit boek geschreven in een paar maanden tijd. Ik heb het toen opgestuurd naar de uitgever, per email en toen kreeg ik de volgende morgen een mail terug van een redacteur die mij kende; dat hij het had doorgelezen en dat ze heel geïnteresseerd waren. Toen heeft het nog een tijdje geduurd; ze hebben het geredigeerd. Ik had het geluk dat ze wisten wie ik was.

De foto op het voorplat is opmerkelijk. Een worsteling.
De voorste figuur draagt een sneeuwmasker?

Ja, ik heb de foto uitgezocht. Weg van de chaos en het ploeteren. De foto van Frank Hurley geeft naar mijn idee exact weer wat ik in het gedicht ‘ Varen vandaan’ wilde zeggen en ook in de bundel als geheel. Ik vind het ook belangrijk dat ze met zijn tweeën zijn. Als een figuur alleen was geweest, was het te desolaat geweest. De twee zijn van elkaar afhankelijk, maar ze hebben elkaar. Het ploeteren krijgt betekenis als je het samen kan doen. Het mooie is als je zoiets kan delen met een geliefde of een vriend.

Genade // dit komt uit de tenen van mijn hart / daarom ik houd het helder / helder en ik zal het niet herhalen mensen // stamelend en naakt en / bijna ontroerd / breedblatende slachtlach waaronder het leven // het leven uit mij slaan zal / zodadelijk jullie zullen luid klappen en hoe luid ook / ik zal het niet meer horen // ik hoor mijzelf nu al niet meer denken / ik moet me niet verspreken // de wereld is een kokosoksel hoe lekker ook / ruikt de buit // vanaf de teennagel waar je onderuit geklommen komt / vraag niet teveel / vraag niet te hoog // van het slachtoffer dat je beroven wil / de armen / klappen dicht voordat de armen ook maar het begin // van hun geheim ontfutseld worden / kan was ik maar altijd / als een arm op een bed gelegen warm // bij de grond gebleven tevreden nu ik vallen zal / hoe merkwaardig vrede voelt / biggelende vreugde die mijn afgesloten ogen vult mijn laatste // ogen dit mijn afgesloten hoofdstuk zal / slaan / weggehoond // van het leven / actrice die het verkeerde stuk is binnengelopen / vijandigheid en hilariteit ineen // ik herhaal mijn laatste woorden mensen ze zijn / belangrijk / vrede nu ik vallen zal // dan // bang leve de bijl / die binnen twee seconden mijn ogen open klappen zal


Je gebruikt geen hoofdletters en geen leestekens. Waarom niet?


Ik vind dat een manier om het spannend te maken. De lezer wordt daardoor meer betrokken bij het gedicht. Als je een punt zet, dan weet de lezer: hier is het eind van een zin. Nu vraag je meer van de lezer. Dat geldt ook voor het enjambement in ‘van hun geheim ontfutseld worden / kan’.
Ik moet zeggen dat ik in nieuwe gedichten wel punten en komma’s gebruik. In deze bundel heeft elk gedicht een eigen stroom, een eigen energie. Dat is organisch van begin tot eind. 

Je hebt een voorkeur voor terzinen?


Nee, maar ja, in deze bundel wel. Kijk maar naar de inhoudsopgave: ik had kennelijk een obsessie met het getal drie: 3-3-3-33-en weer 3-3-3. 

Is dat beïnvloed door de Franse literatuur?


Ik heb vroeger veel Rimbaud gelezen en Baudelaire en al die symbolische dichters, maar dat heeft niet veel met deze vorm te maken.

En Nederlandse dichters?


Nee. Ik lees Slauerhoff graag; vroeger Achterberg. Om eerlijk te zijn: moderne poëzie lees ik weinig. Ik lees veel meer proza.

Genade. Iemand vraagt om genade of het gaat over genade. ‘dit komt uit de tenen van mijn hart’; van heel ver dus. Dan de paradox: ‘ ik houd het helder’. De grap: ‘ik zal het niet herhalen’. ‘bijna ontroerd’; niet te veel ontroering, dan wordt het sentimenteel. Tegenstelling: ‘slachtlach’. Het komt van de diepste krochten van je ervaring en geest.

De actrice is de ik-figuur.

Dat had ik niet gezien. Maar natuurlijk: actrice. Zij vraagt om genade.


Het is een verrassingseffect. Je bent een mannelijke dichter. De lezer wordt verrast: dit is een vrouw.

Je wilt niet anekdotisch schrijven over eigen verdriet. Je kruipt in allerlei figuren.
‘bang leve de bijl’? ‘openklappen zal’?


Ze zegt: ‘ik moet aan de juiste dingen denken ik moet me niet verspreken’. Die vrouw probeert zichzelf moed in te spreken; ze moet vrede met zichzelf vinden. Dat is waar het gedicht over gaat. ‘bang’ is haar verspreking. Ze is zelf bang dat ze niet aan de juiste dingen denkt. Ze moet controle houden. Ik ben me er van bewust dat dat niet gemakkelijk uit de tekst is op te maken, maar het staat er wel.

Aan het eind van de bundel staat het spiegelgedicht van ‘Genade’, namelijk ‘Kabelbaan’. Dat gaat ook over de dood.
‘kabelbaan tussen leven en niet meer leven’. We wanen ons veilig in de kabelbaan, maar op een gegeven moment breekt ie.
Dat betekent dat de dichter ongelooflijk bewust aan het componeren is. Kon je kiezen uit een groot corpus?


Nee, ik had niks. Na twee weken schrijven had ik twintig pagina’s geschreven van deze bundel. Niet met de gedachte: ik ga iets componeren. Ik was er ontevreden mee en ben opnieuw begonnen. Ik begon toen met ‘de plotselinge olifant’. Vroeger dacht ik: hoe interessant zou het zijn om een bundel te schrijven waarbij één gedicht iets zegt over een ander gedicht. Als ik nu het idee van de olifant meerdere keren laat terugkomen in de bundel, dan wordt het een soort rode draad, maar toen dacht ik, nee, ik kan ook gewoon een spiegelgedicht schrijven, waarbij het eerste gedicht een bepaalde thematiek heeft en het andere ook, maar dan op een andere manier. De eerste helft van de bundel is wat zwaarder, pessimistischer; de tweede helft heeft een wat positiever boodschap. Toen heb ik stuk voor stuk gedichten geschreven. Ik heb ze nooit in paren geschreven. Gewoon eerst de eerste helft en toen de tweede helft. De tweede helft is moeilijker, want je bent gebonden. Ik ben gaan werken met associatie. Bijvoorbeeld: associeren aan de hand van een bepaalde  thematiek, de dood bijvoorbeeld. Hoe verhoud ik mij tot de dood? Ik kon ook uitgaan van een woord uit het eerste gedicht en me afvragen: wat doet het met mij? 
Het gedicht begint met een zin en daar ga ik op verder associëren. Het idee komt later; dat groeit organisch. Je hebt de woorden en de zinnen en dan komt het idee. 

De tweede helft is dus maakwerk.


Dat is echt maakwerk. Het is artificieel, maar wel op een natuurlijke manier. Het komt steeds uit mijn hart.
In ‘Genade’ gaat de ik-figuur dood. Het is een executie. Ik ben uitgegaan van een scène. Elk gedicht gaat uit van een scène. Geen anekdote, geen gevoelens, maar een scène. Het gedicht is geïnspireerd door De Vreemdeling van Albert Camus. Aan het eind van het boek wordt de ik-figuur geëxecuteerd en hij schrijft zoiets als: ik hoop dat ze me morgen met veel vijandigheid zullen weghonen. Waarom wil hij dat? Misschien  omdat hij zich daardoor zelf sterker voelt? Een zelfacceptatie: dit is het. Ik heb iemand vermoord. Dit is het gevolg. Hij zoekt vrede met zichzelf. In het gedicht moet de vrouw dood en de mensen willen haar ook dood. ‘dit komt uit de tenen van mijn hart’ Wat ik geprobeerd heb te zeggen is: hoe ga je daar mee om, als je in zo’n situatie zit? Op dat moment leef je heel intens. 
De hele bundel is, nu ik er over nadenk, geïnspireerd door
De mythe van Sisyfus van Camus. Het gedicht ‘Kabelbaan’ eindigt met ‘en ik het opnieuw proberen zal’. Dat is het positieve van het negatieve.

Heb je een advies voor jonge dichters?


Het belangrijkste advies is: ga na wat je het diepst raakt, begin ‘vanuit de tenen van je hart’, maar maak het niet van jezelf, maak het van een ander. Ga niet anekdotisch te werk, maar maak er een verhaal van, een scène, die niks met jezelf te maken heeft, concreet, maar gevoelsmatig wel.
Maak het universeel. De lezer moet er zich in kunnen vinden. En hou het spannend. Verras de lezer.

=====